Staten van Goed

Costumen van het Land van Waas:
In het jaar 1611 werd door de aartshertogen Albert en Isabella het “Eeuwig Edict” uitgevaardigd. Alle “steden en casselrijen” moesten hun “costumen en usantien” op papier zette. Dit gebeurde op 16/5/1618 door de hoofdschepenen van het “Land van waas”. Deze tekst werd uitgetypt en een beeld van het originele document is ook beschikbaar.
 
Toelichting Staten van Goed door Roger De Moerloose:
Door de heer Moerloose werd een zeer overzichtelijke bruikbare tekst opgesteld “staten van goed – terminologie”. Hier vind je meer informatie over de gebruikte terminologie. Deze is wel gebaseerd op de costumen van Gent, dus hier en daar een beetje verschillend van het Land van Waas.
 
Sinaai:
Staten van Goed  van registers van Sinaai, door Regi De Meirsman en gratis door hem ter beschikking gesteld:
register d.d. 09.11.1612 tot 18.02.1631
- register d.d. 18.03.1631 tot 25.06.1643

Toelichting

Een staat van goed kan vandaag vergeleken worden met een erfenisaangifte. Ze bestaat uit een overzicht van alle activa (bezittingen) en passiva (schulden). In de beginperiode (oudste rond 1540) was het een zeer summiere opgave van de gronden in eigendom, later (naar 1796 toe) waren het documenten verdeeld in verschillende hoofdstukken die een zeer uitgebreid overzicht gaven van alle bezittingen en schulden. Ze beginnen allemaal met een “prohemium” waarin alle “genealogische” gegevens vermeld werden. In dit deel zit onschatbare genealogische informatie die complementair zijn aan de gegevens van parochieregisters.

De meest “normale” staat van goed werd opgesteld bij het overlijden van man of vrouw, waarbij er een of meerdere weeskinderen achterbleven (dit wil zeggen kinderen jonger dan 25 jaar; ze konden ook ouder zijn dan 25 jaar maar dan ging het om mentaal gehandicapten). Ze hadden als bedoeling de rechten van de kinderen in de erfenis van de overleden ouder te vrijwaren. Er werd telkens een voogd aangeduid van zowel de moederlijke als de vaderlijke zijde. Deze laatste voogden waren ook verplicht op regelmatige basis een wezenrekening op te stellen, waarin de evolutie van activa en passiva werd genoteerd. De laatste wezenrekening werd opgemaakt bij het meerderjarig worden van de jongste wees.